Het behandelen van aandoeningen die hun oorsprong in de hersenen vinden is complex. Steeds vaker wordt Deep Brain Stimulation (DBS) toegepast, met groeiende efficiëntie. Een gesprek met prof. dr. Veerle Visser-Vandewalle, neurochirurge aan de universiteitskliniek van Keulen.
Wat houdt Deep Brain Stimulation (DBS) in?
“DBS houdt in dat fijne elektroden in de hersenen worden geïmplanteerd in een gebied dat een elektrische storing vertoont die bepaalde symptomen veroorzaakt. Na het aansluiten van de elektroden aan een impulsgenerator onder de huid, meestal onder het sleutelbeen, kan een stimulatie worden uitgevoerd met het dempen van de symptomen als gevolg.”
Waarom is dit zo vernieuwend?
“DBS wordt al sinds 1987 uitgevoerd. Wat nieuw is, is dat we nu het traject van de elektrode veel gerichter kunnen sturen op basis van de individuele anatomie van de patiënt. Daarbij gaat het vooral om het visualiseren van de zenuwbanen tussen verschillende hersenstructuren, de zogenaamde ‘tractografie’. Daarenboven wordt nu meer en meer aandacht besteed aan andere indicaties buiten de klassieke bewegingsstoornissen. Het prototype van deze nieuwe indicaties, waarop we ons in Keulen toeleggen, is de ziekte van Alzheimer.”
Op welke ziektebeelden heeft het betrekking?
“DBS is steeds enkel aangewezen wanneer de patiënt conservatief is uitbehandeld, dat betekent dat er geen andere, niet-operatieve, optie meer is. De meest frequente indicatie is de ziekte van Parkinson, naast tremor en dystonie. Daarnaast zijn er de obsessief-compulsieve stoornis, het syndroom van Gilles de la Tourette, depressie en dementie.”
Zijn er bepaalde voorwaarden om DBS te ‘mogen’ ondergaan?
“Er zijn per aandoening duidelijke selectiecriteria. Daarom wordt de patiënt een viertal dagen opgenomen. Algemeen is het belangrijk dat de patiënt conservatief is uitbehandeld en dat hij realistische verwachtingen heeft.”
DBS wordt al sinds 1987 uitgevoerd. Wat nieuw is, is dat we nu het traject van de elektrode veel gerichter kunnen sturen op basis van de individuele anatomie van de patiënt.
“Een typevoorbeeld is de patiënt die meent dat zijn relatie op de klippen is gelopen door zijn aandoening en die zich wil laten opereren om zijn relatie terug te winnen. De kans dat de patiënt na de operatie teleurgesteld blijft, is reëel, zelfs met een goed effect op de symptomen. Zulke patiënten opereren we niet.”
Zijn er bijwerkingen of contra-indicaties?
“De algemene contra-indicaties voor chirurgie, zoals stollingsproblemen, gelden ook hier. Patiënten met persoonlijkheidsstoringen komen eveneens niet in aanmerking. De patiënt moet mentaal sterk genoeg zijn om de operatie te kunnen ondergaan. Er zijn inderdaad bijwerkingen mogelijk, afhankelijk van het gebied dat gestimuleerd wordt. Bij tremorbehandeling zijn dit vooral spraak- en gangstoringen.”
“Deze zijn niet uitgesproken: meestal gaat het om het gevoel met een ‘dikke tong’ te spreken of het gevoel bij het stappen een glas wijn op te hebben. Bij de ziekte van Parkinson zijn veranderingen in het gedrag mogelijk. Vroeger zagen we kleine veranderingen bij zowat 20%. Nu zien we dat minder vaak, maar de patiënt wordt op voorhand wel ingelicht dat het mogelijk is.”
Wordt dit nog verder geperfectioneerd?
“Zoals gezegd kunnen we nu een meer geïndividualiseerde targeting doorvoeren door het visualiseren van de relevante zenuwbanen. Daardoor kunnen we zelf, binnen een bepaalde aandoening, symptoomgericht te werk gaan. De obsessief-compulsieve neurose kent bijvoorbeeld verschillende vormen.”
“Er zijn aanwijzingen dat verschillende zenuwbanen hierbij een rol spelen. Daarnaast is er ook een snelle technische ontwikkeling gaande. Van 1987 tot ongeveer 2010 was er maar één firma die de implantaten leverde. Nu wedijveren meerdere firma‘s om ons de beste producten te leveren. Dat is een goede zaak.”