Allergische rinitis (AR) is de meest voorkomende allergische aandoening. Maar liefst 30% van de Belgische bevolking krijgt ermee te maken. Gelukkig kunnen patiënten met een ernstige vorm van AR terugvallen op immunotherapie. Meer uitleg door dr. Klara Van Gool, Neus-, Keel- en Oorspecialist bij het Chirurgische Centrum Heide.
Tekst: Joris Hendrickx
Dr. Klara Van Gool
Neus-, Keel- en Oorspecialist
Chirurgisch Centrum Heide
Enorme impact op patiënt en maatschappij
“Hoewel AR nooit levensbedreigend is, mogen we niet onderschatten dat er een enorme impact is op het dagelijkse leven van de patiënten. De meesten hebben last van de typische neussymptomen zoals niezen, een jeukende of verstopte neus en neusloop. Daarnaast heeft deze aandoening ook een sterke impact op de concentratie, waardoor patiënten moeilijkheden ondervinden bij hun werk, hun hobby’s en het slapen. In combinatie met het vaak voorkomen gaat deze ziekte zo toch gepaard met een enorme directe en indirecte kostprijs. De indirecte kosten gaan over de kosten voor de maatschappij omdat een AR-patiënt minder productief of vaak afwezig is op zijn werk of op school. De directe kosten betreffen het geld dat de patiënt moet uitgeven om zijn ziekte te managen. Daarnaast zijn er de verborgen directe kosten die ontstaan doordat AR vaak gepaard gaat met andere ziekten zoals sinusitis of astma. Maar liefst 30% van de AR-patiënten ontwikkelt namelijk ook astma.”
Maar liefst 30% van de Belgische bevolking krijgt te maken met AR. Opnieuw 30% van deze patiënten ontwikkelt ook astma.
Nog te veel onderbehandelde patiënten
“De meeste AR-patiënten hebben slechts af en toe eens een paar slechte dagen of weken waarbij zich milde of wisselde klachten manifesteren. Er is echter ook een subpopulatie van ongeveer 20% van de patiënten die ernstige persistente klachten heeft. Zij hebben meer dan vier dagen per week en langer dan vier weken na elkaar erg hinderlijke klachten. Bij deze patiënten blijven de klachten aanhouden, ondanks een goede farmacologische behandeling. Velen hebben een behandeling geprobeerd met klassieke medicijnen zoals neussprays (ontzwellend of met een lage dosis cortisone) of allergiepilletjes (antihistaminica), maar deze bleken dan uiteindelijk niet te helpen of niet vol te houden op lange termijn. Hierdoor hebben ze de moed uiteindelijk opgegeven en blijven ze verder leven met erg hinderlijke klachten. Anderen grijpen dan weer naar injecties of pillen met een hoge dosis cortisone, maar dat is enkel doeltreffend op korte termijn. Op lange termijn kunnen deze krachtige medicijnen nefaste gevolgen hebben.”
Immunotherapie biedt uitweg
“We hebben met immunotherapie nochtans een doeltreffend alternatief ter beschikking voor patiënten met aanhoudende ongecontroleerde klachten. Eer ze bij ons terechtkomen om deze therapie op te starten, hebben de meesten echter al een lange weg achter de rug. Veel patiënten zijn zich niet bewust van het bestaan en het nut van deze therapie, terwijl wij als artsen ook vaak niet weten wie deze patiënten zijn. Zij blijven nog te veel onder de radar omdat de populatie nu eenmaal zo enorm verscheiden is.”
“Immunotherapie moet voldoen aan vier criteria. De behandeling moet vanaf het eerste seizoen resulteren in een vermindering van de klachten. Tegelijk moet ze er ook op lange termijn voor zorgen dat de klachten onder controle blijven. Het effect moet dus tijdens de hele behandeling aanwezig blijven. Ten derde moet dat effect ook na het stoppen van de behandeling aanhouden. Ten vierde moet immunotherapie een preventief effect hebben met aan de ene kant verminderde kans van ontwikkelen van nieuwe allergieën en anderzijds het verkleinen van het risico op ontwikkelen van allergisch astma.”
Bij immunotherapie wordt het allergeen waar patiënten allergisch voor zijn in een hoge dosis toegediend. Zo leren we ons lichaam om niet meer allergisch te reageren.
Trainen van het afweersysteem
“In onze neusslijmvlies bevindt zich een afweersysteem dat ons moet verdedigen tegen onder andere virussen en bacteriën. Allergenen zijn eiwitten die in de natuur voorkomen en waar een normaal afweersysteem geen afstootreactie (antilichamen) tegen dient te ontwikkelen. Bij mensen met een allergie gebeurt dat wel, met hinderlijke symptomen tot gevolg. Bij immunotherapie wordt het allergeen waar deze mensen allergisch voor zijn in een hoge dosis toegediend. Door dit op een andere manier aan te bieden (bijvoorbeeld via het slijmvlies onder de tong of een onderhuidse injectie) kunnen we ons afweersysteem leren om niet meer allergisch te reageren. Het enige vervelende aspect aan deze methode is dat het veel tijd vraagt. Gemiddeld spreken we over een periode van drie tot vijf jaar. Het is dan ook cruciaal dat de patiënten gemotiveerd zijn en goed worden opgevolgd. De therapietrouw staat bij deze behandeling erg centraal. Mensen die slechts af en toe last hebben van allergische rinitis komen hier dus niet voor in aanmerking. Zij zijn meer gebaat met klassieke medicatie dan met deze intensieve behandeling.”
Terugbetaling in zicht
“Immunotherapie als behandelingsoptie voor allergische rinitis bestaat al sinds 1911, en we weten dat het goed werkt. In de afgelopen jaren heeft de farmaceutische sector enorme inspanningen geleverd: er werden studies opgezet met grote patiëntengroepen om in kaart te brengen of immunotherapie voldeed aan de vier zonet genoemde criteria. Dat heeft dit jaar voor het eerst geleid tot de registratie van tabletten voor de drie voornaamste luchtwegallergenen (grassen, bomen en huisstofmijt). De registratie van deze medicijnen is nochtans erg complex, zeker in het versnipperde Belgische landschap.”
“De logische volgende stap is nu het regelen van de terugbetaling van deze geregistreerde medicijnen. Dat zal nog enige tijd in beslag nemen, want het gaat hierbij ook over politieke keuzes. Heel wat Europese landen focussen sterk op preventieve geneeskunde – de ons omliggende landen zetten momenteel dan ook meer in op immunotherapie dan ons land. In België wordt immunotherapie voorlopig nog niet terugbetaald. Bij een patiëntenpopulatie die al te vaak nog is onderbehandeld en ondergediagnosticeerd, is er dus ook een bijkomende financiële drempel.”