In 2004, nog voor ze het Nederlandse taalgebied veroverde als Mega Mindy, kreeg actrice Free Souffriau te horen dat ze lymfeklierkanker had. Ze bleef niet bij de pakken zitten en besloot om keihard tegen de ziekte te vechten.
Tekst: Diederik Vandendriessche – Foto’s: Kris Van Exel
Na acht maanden chemo was er een eerste keer goed nieuws: de kanker was verdwenen. Vijf jaar later werd ze genezen verklaard, of zoals ze het zelf verwoordt: sindsdien heeft ze opnieuw evenveel kans op kanker als de rest van de bevolking.
Inmiddels is Souffriau ambassadeur van de actie Levensloop geworden, zodat andere patiënten zich aan haar verhaal kunnen optrekken.
“Ik was een jonge vrouw van 24 toen ik te horen kreeg dat ik kanker had”, zegt Free Souffriau. “Dat komt hard aan. Ik was sinds enige tijd volop bezig bij Studio 100 en plots kreeg ik een onophoudelijke pijn in mijn linkerarm. Ik kon die soms niet bewegen. Mijn huisarts vermoedde dat het de kattenkrabziekte was. Hij schreef antibiotica voor, maar dat hielp natuurlijk niet.”
Ik merk dat veel mensen hun verhaal bij mij kwijt willen.
“Nadien werd er aan een ontsteking gedacht en kreeg ik ontstekingsremmers. Dat hielp uiteraard ook niet. Ik liet een paar keer bloed trekken, maar daarin was niets te zien. Na een zestal maanden dacht ik: dat klopt hier niet.”
“Ik maakte een afspraak in het ziekenhuis en kreeg meteen te horen dat ik de volgende ochtend moest terugkomen. Ik had ondertussen overal bobbeltjes gekregen en onder mijn oksel zat een gezwel ter grootte van een ei. Dat was een lymfeklier die volledig opgezet was.”
Die moest meteen verwijderd worden?
“Ze hebben er één klier uitgehaald voor een biopsie. Na drie weken zou ik moeten terugkomen voor het resultaat, tenzij men mij eerder belde. Ik kreeg al heel snel een telefoontje waarin men zei dat ik onmiddellijk naar de oncoloog moest gaan.”
“Zodra je in dat proces terechtkomt, zit dat onophoudelijk in je achterhoofd. Gelukkig gaf men mij in het ziekenhuis direct goede moed. Men wist al heel veel over deze soort kanker: de kans op genezing was 85 tot 90%. Ik had meteen iets van: ‘Oké, we doen dat: dat komt in orde.’ En zo ben ik het gevecht aangegaan.”
Alles waar je tot dan toe in je leven mee bezig was, viel weg?
“Inderdaad, ik was ongeveer een jaar volledig uitgeschakeld. De chemo heeft acht maanden geduurd, met alles erop en eraan zoals haaruitval, misselijkheid,… Op dat moment staat de wereld stil. Ik kon niks meer. Maar toen kon me dat eigenlijk niet veel schelen. Je hebt gewoonweg geen keuze. Je staat ervoor en je weet dat dat de enige weg is. Dus al de rest moet gewoon on hold. En daarna zouden we wel zien.”
Ben je bang geweest?
“Neen, ik ben nooit bang geweest – nog altijd niet trouwens. Ik ben niet bang voor de dood. Dat was voor mij geen optie. Ik dacht bij mezelf dat ik dat moest overleven en dat we dat wel even gingen aanpakken.”
“Ik denk dat mijn grootste angst toen was om geen kinderen meer te kunnen krijgen. Door die behandeling kon ik namelijk onvruchtbaar worden. En het ging zo snel dat ik geen eicellen meer kon laten invriezen.”
Ik was een jonge vrouw van 24 toen ik te horen kreeg dat ik kanker had. Op die leeftijd lijkt de grote wereld heel belangrijk. Maar als je zo’n ziekte meemaakt, verandert alles.
“Na de behandeling zag men inderdaad geen eicellen meer. Dan ben ik maanden aan een stuk bij verschillende dokters en ziekenhuizen langsgegaan. Ik stond ook op wachtlijsten voor eiceldonatie, maar ik wilde het niet opgeven en bleef altijd maar nieuwe dokters opzoeken. En zo kwamen we op een bepaald moment toch bij iemand die zei: ‘Ik zie één zwart puntje, volgens mij is dat een eicel.’”
Dat zwarte puntje bleek een lichtpuntje?
“Ja, absoluut. Mijn man (muziekcomponist Miguel Wiels, red.) en ik hebben heel veel geluk gehad. Er zijn uiteindelijk twee kinderen gekomen, allebei even onverwacht. Dat was absolute vreugde. Wolf is geboren in 2008, Lola is twee jaar later gekomen. Dan ben je heel dankbaar.”
Heeft de ziekte jouw kijk op het leven beïnvloed?
“Absoluut. Je prioriteiten veranderen. Als je 20 jaar bent, dan lijkt de grote wereld heel belangrijk. Dan heb je het gevoel dat het telkens meer moet zijn. Maar als je zo’n ziekte meemaakt, verandert alles. Dan denk je: het is maar een job, het is maar een musical … Alles wordt maar.”
“Ik heb het geluk gehad dat mijn bazen bij Studio 100, Gert Verhulst en Hans Bourlon, mij altijd hebben gesteund, zodat ik de draad achteraf weer heb kunnen oppakken. Maar ik was daarin wel veel relaxter geworden. Het gevoel dat ik mij moest bewijzen, was ik volledig kwijt. Ik wilde alleen nog maar doen wat ik graag deed en wat mijn buikgevoel aangaf.”
Een luisterend oor is belangrijk. Ook al heb je maar één iemand die naast je bed staat om je hand vast te houden, dat is genoeg.
“Er zijn plots dingen die je echt niet meer belangrijk vindt en andere dingen die je opeens veel belangrijker vindt. Zoals de mensen die je graag ziet. Die gaan dan een nog grotere rol spelen. Ik denk dat ik nu meer op mijn buikgevoel afga dan ervoor. Ik luister nu veel meer naar mijn lichaam. Als ik voel dat ik nee moet zeggen, zeg ik ook nee.”
Je was onlangs meter van Levensloop in Gent. Vroeger was je ook al betrokken bij Make-A-Wish en Cliniclowns. Heb je in jouw rol als ambassadeur veel contacten met andere patiënten?
“De eerste jaren na mijn ziekte heb ik dat een beetje voor mezelf gehouden. Maar nadien voelde ik wel dat mensen er steun uit haalden als ik er in de media over praatte.”
“Ik merk dat veel mensen hun verhaal bij mij kwijt willen. Dat gebeurt dikwijls na optredens. Een luisterend oor is belangrijk op zulke momenten. Zo voelen mensen zich verbonden. Je weet dat het bij iedereen anders is, maar het schept een band.” “Ieder heeft zijn eigen verhaal, maar de nood om daarover met anderen te spreken, is voor veel mensen groot. Daarom zeg ik tegen iedereen: ‘Vecht en geef niet op. Je bent niet alleen.’ Dat vind ik belangrijk. Ook al heb je maar één iemand die naast je bed staat om je hand vast te houden, dat is genoeg.”